Klimaatbeleid EU leidt tot groter concurrentienadeel

De derde periodieke studie (van de Europese Commissie) over de wereldwijde elektriciteits- en gasprijzen vergelijkt voor het eerst de prijzen in de EU28 met die van de G20 in de periode tussen 2008 en 2016. Gebleken is dat de elektriciteitsprijzen per huishouden in de EU28 nu méér dan twee keer zo hoog zijn als in de G20, terwijl de elektriciteitsprijzen voor de industrie maar liefst 50% hoger uitvallen. De enige G20-landen met nòg hogere prijzen voor industriële elektriciteit zijn die met sterke verplichtingen ten aanzien van hernieuwbare energie.

Jim Ratcliffe, de ondernemer die verwaarloosde onderdelen van de chemische industrie (ooit een "zinkende industrie" genoemd) in het Verenigd Koninkrijk had overgenomen, en Ineos had opgericht, een operatie die hem tot de rijkste miljardair in het VK maakte, heeft onlangs openlijk kritiek geuit op het economisch beleid van de EU, in een open brief aan Commissievoorzitter Juncker:
"Niemand, echt niemand in mijn bedrijfsomgeving investeert nog steeds serieus in Europa ... Europa is niet langer concurrerend. Het heeft 's werelds duurste energie- en arbeidsregelingen die niet aantrekkelijk zijn voor werkgevers."

Nu zou men deze opmerking kunnen afdoen met betrekking tot een artikel in de Sunday Times van 17 februari jl., waarin ouder nieuws van augustus 2018 werd herkauwd, en waarin Ratcliffe zijn eigen belastingaangelegenheden buiten de EU, in Monaco, behandelt.

Maar je hoeft weinig moeite te doen te zoeken naar bewijs dat de opmerkingen van Ratcliffe over energie zelfs in Brussel weerklank vinden. In feite heeft de DG Energy van de Europese Commissie in januari van dit jaar een 750-pagina groot rapport gepubliceerd met een beoordeling van de gevolgen van het klimaat- en energiebeleid van de EU: "Study on Energy Prices, Costs and Subsidies and their Impact on Industry and Households". (PDF hier)

Aan deze analyse is in de mainstream media veel te weinig aandacht geschonken, misschien omdat het de derde editie van een werk is dat reeds is gepubliceerd in de jaren 2014 en 2016 en waarvan niet werd verwacht dat het nog steeds groot nieuws is bij de actualisering van 2019.
Deze versie breidt de scope van de studie aanzienlijk uit, maar dit keer worden directe vergelijkingen gemaakt tussen EU28 en G20. Het geeft meer details over concurrentievermogen, prijsimplicaties en gedetailleerde pogingen om "een nieuwe econometrische analyse van de impact van subsidies op energieprijzen en -kosten" (pagina15) te beschrijven.
Over veel van wat in het rapport staat kan worden gediscussieerd, en een aantal substantiële en er zijn zelfs significante fouten in het verslag opgenomen. Maar afgezien van twistpunten en fouten - dit is geen triviale of oppervlakkige studie - is het voor iedereen die interesse in het onderwerp heeft een fraai naslagwerk.
Met een selectie van de vele afbeeldingen die erin zijn opgenomen laten we zien wat het biedt. Evenzo worden de punten van Ratcliffe in zijn brief geïllustreerd en ook waarom hij in principe achter de Brexit staat.
De volgende grafieken uit de Executive Summary (samenvatting) laten in één oogopslag de belangrijkste bevindingen van het onderzoek zien:

Figuur 1: De gewogen gemiddelde elektriciteits- en gasprijzen van de EU28 vergeleken met die van de G20 in 2017, in euro's per MWh. Bron: Trinomics voor DG Energy, Studie over energieprijzen, kosten en subsidies en hun impact op industrie en huishoudens (2019), pagina 17.

De auteurs zijn van mening dat ze door "meerdere internationale bronnen, waaronder EU, nationaal en commercieel" bij elkaar te brengen, één van de meest uitgebreide en vergelijkbare internationale prijslijsten hebben samengesteld die momenteel beschikbaar zijn." (pagina16). Dit zijn niets meer dan snapshots, maar het is een ingrijpende poging om een zeer grote hoeveelheid informatie onder controle te krijgen, en de resultaten zijn behalve erg duidelijk beslist ook bijzonder helder en ondubbelzinnig.

Hoewel groothandelsprijzen voor stroom en gas in de EU-28 en de G20 over het algemeen vergelijkbaar zijn, zowel wat betreft omvang als trend (in beide gevallen dalend), liggen de consumentenprijzen in de EU28 aanzienlijk hoger, en in het geval van elektriciteit zijn ze niet alleen veel hoger, maar hebben ze onlangs ook een duidelijk stijgende trend laten zien.
Met name de EU-elektriciteitsprijzen voor huishoudens zijn sinds 2008 aanzienlijk gestegen en zijn nu bijna tweemaal zo hoog als de G20-prijzen. Dit heeft duidelijke en zeer ernstige gevolgen voor de arbeidskosten. Geen wonder dat de EU ondersteunende sociale bijstand nodig heeft.

De prijzen van industriële elektriciteit in de EU28 zijn momenteel bijna 50% hoger dan in de G20 en zijn merkwaardigerwijs hoger dan de binnenlandse detailhandelsprijzen in de G20. Het moet dan ook niemand verbazen als er fabrieken in de EU de deuren sluiten of de productie verplaatsen, bijvoorbeeld Honda in het Britse Swindon of Dyson die onderdelen overhevelt naar Singapore.

De kloof die de industriële elektriciteitsprijzen in de EU scheidt van de rest van de wereld, is bijzonder opmerkelijk gezien het feit dat energie-intensieve verbruikers in de EU worden gespaard voor het grootste deel van de volledige impact van het EU-beleid. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van belastingverlaging of andere speciale richtlijnen (subsidies).
Figuur 6-25 (pagina 280 - zie hieronder) in de studie toont aan dat de elektriciteitsprijzen voor energie-intensieve verbruikers in ons land zo pak 'm beet grofweg 10% hoger zouden uitvallen zònder deze bijzondere compensatieregels (voor Duitsland zelfs 40%!). Uiteraard worden die lasten verschoven naar andere verbruikers: de consumenten. Daarom is het argument van o.a. GroenLinks en D'66, in ons land, dat bedrijven méér CO2-belasting moeten gaan betalen een farce, omdat bedrijven àlle kosten, dus óók meer belastingen, doorberekenen, en die komen terecht bij de laatste schakel in de economie: de consument.

Als deze consumenten, dus de huishoudens, niet zo'n ​​onevenredig deel van de directe impact van het klimaat- en energiebeleid van de EU voor hun rekening zouden nemen, zou het concurrentienadeel van de Europese industrie nòg veel groter zijn. Binnen de EU28 is huishoudelijke elektriciteit ondraaglijk duur, maar gelukkig hebben veel consumenten nog steeds werk, althans in Duitsland (en in ieder geval voorlopig).
Zoals te zien is in bovenstaande grafiek 6-25, zijn de groothandelsprijzen in het Verenigd Koninkrijk het hoogst voor energie-intensieve verbruikers.

Een klein beetje troost kun je putten uit het feit dat de industriële elektriciteitsprijzen in de EU28 en de G20 op dit moment ongeveer gelijk zijn. Hoewel de proceswarmte in de EU wordt geprijsd op basis van concurrentie, wordt deze aangedreven door elektriciteit en zijn de productieprocessen van precisie-producenten nauw verbonden met de zeer hoge waarde van in de EU geproduceerde goederen. De lidstaten moeten maar hopen met de rest van de wereld te kunnen blijven concurreren.
Eenvoudig gezegd, hoe belangrijk aardgas ook is als brandstof voor het eindverbruik in fabrieken en bedrijven, het is niet zo belangrijk als de (te verwachten) zich ontwikkelende toekomst van de Europese industrie op basis van elektriciteit.

De auteurs wijten de hoge elektriciteitsprijzen in de EU28 terecht aan het "belastingstelsel", dat uiteraard verwijst naar het energie- en klimaatbeleid waarmee de EU zichzelf heeft losgekoppeld van de rest van de wereld. De auteurs zeggen hierover zelf: "Er kan enige aanpassing van de belastingtarieven plaatsvinden als andere G20-landen fiscale maatregelen treffen die vergelijkbaar zijn met die van de EU als onderdeel van hun klimaatveranderingsbeleid, maar tot nu toe zijn er weinig aanwijzingen dat dit in de nabije toekomst het geval is." (pagina 16).
Tot zover het "leiderschap" van de EU - niemand volgt dit leiderschap of is van plan dit binnen afzienbare tijd te doen. Wij persoonlijk zien dit als een nekslag voor het klimaatbeleid in de EU (we bedoelen natuurlijk de CO2-hoax, waar veel politici en belanghebbenden heel veel aan verdienen).

Het grootste deel van het onderzoek beschrijft verdere details van de divergentie van elektriciteitsprijzen die worden aangedreven door het klimaatbeleid. Bekijk bijvoorbeeld de volgende drie afbeeldingen. De eerste twee tonen de werkelijke prijzen, de derde toont een geïndexeerde vergelijking:

Figuur 2: Elektriciteitsprijzen, detailhandel van de EU28 en de andere G20, van 2008 tot 2018, in 2017 € / MWh. Bron: Trinomics voor DG Energy, Studie over energieprijzen, kosten en subsidies en hun impact op industrie en huishoudens (2019), blz. 66.


Figuur 3: Elektriciteitsprijzen detailhandel, EU28, VS, China, Japan, 2008-2018, 2017 € / MWh. Bron: Trinomics voor DG Energy, Studie over energieprijzen, kosten en subsidies en hun impact op industrie en huishoudens (2019), blz. 65.


Figuur 4: Indexcijfers van de elektriciteitsprijzen, detailhandel, EU28, Australië, India, Argentinië, 2008-2018, 2008 = 100, constante prijzen. Bron: Trinomics voor DG Energy, Studie over energieprijzen, kosten en subsidies en hun impact op industrie en huishoudens (2019), blz. 66.

Hoewel het geen verrassing is dat de retailprijzen in China nu lager zijn dan die in de EU, is de spreiding misschien niet zo dramatisch als men zou verwachten. Dit herinnert eraan dat goedkope proceswarmte uit kolen belangrijker was voor de groei van China dan elektriciteit. Goedkope elektriciteit speelt echter inderdaad een belangrijke rol in de hightech en hoge lonen economieën van de VS, Zuid-Korea en Canada, evenals in snelgroeiende landen zoals Indonesië, Turkije en Mexico. De EU zal zich behoorlijk moeten inspannen om te kunnen concurreren met deze landen in termen van de ontwikkeling van volwassen industriële processen (en dan maar hopen dat de technocraten in Brussel daar kaas van hebben gegeten)..

Men moet ook opmerken - wat de studie van de Europese Commissie niet doet - dat de twee enige grote G20-landen met hogere industriële elektriciteitsprijzen dan in de EU28, Japan en Brazilië zijn. Japan, waar men de kerncentrales heeft gesloten en die nu nog langzaam weer opstart, terwijl men intussen afhankelijk is van duur geïmporteerd LNG en een extravagant gesubsidieerde vloot van fotovoltaïsche (zonne)panelen, en Brazilië, waar men minstens zoveel hernieuwbare energie wil opwekken als de EU zichzelf ten doel heeft gesteld.
De hard stijgende trend van elektriciteitsprijzen in Australië, een ander land met grote investeringen in hernieuwbare energie, is zeker ook aanzienlijk.

Afdrukken Doorsturen