De nieuwe handels- en investeringsovereenkomst die de Europese Unie heeft gesloten met Singapore is een feit. Hiermee heeft de Europese Commissie politiek tot een nieuw corrupt hoogtepunt getild. Na de handelsovereenkomsten JEFTA (met Japan) en CETA (met Canada) laat EUSIPA zien dat het sluiten van een nieuw TTIP-akkoord met de VS slechts een kwestie van tijd is.
Enkele weken geleden schreven we een kritisch artikel (link
hier) over hoe de EU geregeerd wordt door
multinationals. Een nieuw voorbeeld, eigenlijk een nieuw dieptepunt,
is het sluiten van de handelsovereenkomst met Singapore.
De public relations-maatregelen van de Europese Commissie bereiken een
nieuw hoogtepunt in de handels- en investeringsovereenkomst van de EU
met Singapore (EUSIPA): constante bedrijfsinvloed op wetgeving en een
ondemocratisch proces van standaardisering en regels worden in
hoofdstuk 13 van de handelsovereenkomst zelfs "transparantie"' genoemd.
Het woord transparantie verbergt echter boven alles één ding: de
vroegtijdige betrokkenheid van lobbyisten en de verzwakking van de
invloed van nationale parlementen in EU-wetgeving - via zogenaamde
regulerende samenwerking. Het EUSIPA toont ook aan dat de Europese
Commissie de eisen van het mondiale bedrijfsleven oppakt en vastlegt
in handelsovereenkomsten.
Helaas werd de EUSIPA-overeenkomst met Singapore medio februari door
leden van het Europees nepparlement geratificeerd. En dit ondanks het
feit dat
eenzijdige bedrijvenrechtbanken
(een fenomeen dat we nog kennen bij TTIP) en de hierboven genoemde
inspraakrechten van lobbyisten van bedrijven verankerd zijn in
wetgeving over samenwerking op regelgevingsgebied.
De parlementen van de lidstaten kunnen nog altijd tegen de
bedrijvenrechtbanken stemmen, maar samenwerking op regelgevingsgebied
is al van kracht geworden.
Opmerkelijk is hierbij de naam voor samenwerking op regelgevingsgebied.
In tegenstelling tot wat het woord "transparantie" suggereert,
verleent het EUSIPA onder hoofdstuk 13 ook wettelijke inspraakrechten
aan de lobbyisten van bedrijven. Volgens hen moet "transparantie"
vooral het onderwerp zijn van wetten die de handel kunnen beïnvloeden
- maar dan wel transparantie voor de ministeries van de
handelspartners en vooral voor lobbyisten die invloed op hen willen
uitoefenen.
Meer specifiek voorziet hoofdstuk 13 in regelmatig consultatie-overleg
met lobbyisten, over nieuwe regels en wetten. Een vroegtijdig
waarschuwingssysteem informeert handelspartners in het geval van
nieuwe wetten die de handel tussen de twee verdragsluitende partijen
EU en Singapore kunnen beïnvloeden. Zelfs een toetsingsmechanisme voor
bestaande wetgeving en de gevolgen voor de handel daarvan is opgenomen
in artikel 13.6.
Hoe de institutionele samenwerking moet worden georganiseerd, blijft
onduidelijk in hoofdstuk 13, maar het is echter wel mogelijk via
hoofdstuk 16 betreffende institutionele aangelegenheden. In de eerste
plaats maakt het daarom deel uit van het EUSIPA-handelscomité (zie
hoofdstuk 16) - waarbij het op elk moment mogelijk is om extra comités
op te richten.
Het is ook duidelijk dat deze comités zullen bestaan uit
vertegenwoordigers van de Europese Commissie en het ministerie van
Handel en Industrie van Singapore - maar niet uit afgevaardigden van
parlementen. Hoewel minder uitgesproken, lijkt de samenwerking met
Singapore verdacht veel op regelgevingsgebied van vergelijkbare
handelsovereenkomsten met Canada (CETA) en Japan (JEFTA). Zo kennen
alledrie handelsovereenkomsten "regelmatige consultatieprocessen met
lobbyisten: bij EUSIPA opgenomen in artikel 13.3.2, bij JEFTA in
artikel 18.7 en bij CETA in artikel 21.8.
EC-handelscommissaris Malmström implementeert op deze manier de wensen
van het internationale bedrijfsleven, dat al jarenlang uitermate
succesvol lobbyt voor invloed op te sluiten handelsovereenkomsten. Het
is duidelijk dat de zakelijke lobby's krijgen wat ze willen. Naast de
EU zijn het ook de VS die het lobbyisten-instrument vastgelegd willen
hebben in handelsovereenkomsten, het meest recent in de
Noord-Amerikaanse handelsovereenkomst USMCA.
Het moge duidelijk zijn dat deze EU-commissaris voor Handel gejuich en
applaus ontvangt van bedrijfsverenigingen over de hele wereld. Of het
nu de Federatie van Duitse industrie, de grootste Europese
werkgeversvereniging BusinessEurope, de Amerikaanse Kamer van
Koophandel of zelfs de Japanse bedrijfsvereniging KEIDANREN is, allen
geven haar complimenten over haar (zullen we het maar noemen:) beleid.
Immers, samenwerking op regelgevingsgebied is voor hen buitengewoon
belangrijk. Als het aan die belangengroepen ligt zouden ze in de
toekomst dit mechanisme standaard willen gebruiken om wetten te maken
die aan hun voorwaarden voldoen (en soms geheel door hen zijn
geschreven).
Er zijn drie soorten fundamentele problemen van samenwerking op
regelgevingsgebied:
- Ten eerste wordt de invloed van lobbyisten expliciet vermeld in de
overeenkomsten.
- Ten tweede worden regels en wetten in de eerste plaats beschouwd
vanuit het oogpunt van het al dan niet bevorderen van handel. Dit
perspectief is problematisch omdat het eenzijdig is: als bijvoorbeeld
Canada, één van de grootste producenten van genetisch gemanipuleerde
producten, zegt dat het verbieden van deze producten op de Europese
markt een handelsbelemmering vormt, dan zal de EU van gedachten moeten
wisselen over de vraag of zij het wel mag verbieden. Dit zet de EU
onder druk om haar verbod op genetisch gemodificeerde producten te
handhaven - een negatief gevolg van samenwerking op regelgevingsgebied.
Het is de vraag hoe lang de EU kan vasthouden aan haar principes (als
zij die nog heeft).
- Maar het is vooral onaanvaardbaar hoe het Directoraat EU-handel
probeert zijn invloed op de wetgeving te vergroten: volgens de
overeenkomsten zijn alleen ambtenaren van ministeries hiervoor
verantwoordelijk, niet de leden van het Europees nepparlement of de
nationale parlementen.
Het betrekken van parlementen - en niet alleen van het Handelscomité,
maar ook van andere relevante commissies - bij zaken als bijvoorbeeld
het milieu als het gaat om milieuregels - is een eerste vereiste voor
democratisch toezicht op samenwerkingsprocedures. Het betrekken van
parlementariërs zou er ook voor zorgen dat het eenzijdige perspectief
- handel voor iedereen - bij de besluitvorming niet domineert.
Een uitbreiding van de macht en invloed van de handelsafdelingen
binnen de Europese Commissie en een verdere verzwakking van de invloed
van parlementen - zoals bij CETA, JEFTA en EUSIPA - is schadelijk voor
de Europese democratie. Daar komt dan ook nog de vroegtijdige invloed
van lobbyisten op de wetgeving.
Wij zouden zeggen: de minimale vereiste om te praten over samenwerking
op regelgevingsgebied op het gebied van handel is voor nationale
parlementen hun democratische recht op controle. Brussel denkt daar
dus anders over. Maar één ding is onaanvaardbaar, maar typeert hoe men
in Brussel denkt: de "verzwakking van de democratie" en de uitbreiding
van de invloed van bedrijven een zaak van "transarantie" te noemen.
Opnieuw blijkt dat de democratie wordt ondermijnd door corrupte
machinaties, niet alleen in de EU maar over de hele wereld. Hoe zou
het toch komen dat de gevestigde, heersende politieke partijen macht
kwijtraken en dat rechtse groeperingen juist méér invloed en steun van
de burgers krijgen?