De punaisepoetsers van hetMinisterie van WaarheidCentraal Bureau voor de Statistiek hebben hun jaarlijkse "vertrouwen"-broddelwerk weer geleverd, net op tijd voor de komende verkiezingen. Zoals zo vaak staan de uitkomsten volkomen haaks op wat wij om ons heen signaleren, maar goed: de kiezers kunnen worden overtuigd dat het allemaal rozengeur en maneschijn in ons land is. Meer vertrouwen hebben we in onze "omgedraaide" tabel.....
We lezen op de site van
RTL Nieuws
o.a. het volgende:
Meeste Nederlanders blijven medemens vertrouwen,
vertrouwen in politiek en pers stijgt
...
Het vertrouwen in de pers, banken, ambtenaren, politie, de Tweede
Kamer en de Europese Unie is vorig jaar licht gegroeid. Het vertrouwen
van Nederlanders in de medemens bleef gelijk.
Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerd onderzoek van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS). Hoewel het vertrouwen in de politiek
licht is gestegen, blijft het laag. Slechts 42 procent van de
Nederlanders heeft er fiducie in.
Het vertrouwen in de pers steeg van 31,9 procent naar 36 procent.
Banken genieten het vertrouwen van bijna 43 procent van de mensen,
tegen bijna 40 procent in 2017. Het vertrouwen van mensen in rechters,
het leger, grote bedrijven en kerken is vorig jaar vrijwel gelijk
gebleven.
De cijfers en het tijdstip van publicatie - kort voor de verkiezingen
- geven aan dat er kritisch gekeken moet worden naar de resultaten.
Dat gaan we in dit artikel dan ook - in het kort - doen. We pakken de artikelen van
het CBS er bij en lichten het geheel eens door. Wel valt ons ook dit
jaar weer op dat er niet echt significante verschillen zijn en binnen
de foutmarges van de enquete vallen (daarover straks meer).
Inleiding.
Het
CBS zèlf
meldt dat het
hier gaat om het grootschalige onderzoek "Sociale samenhang en welzijn"
dat in de periode 2012–2018 onder bijna 54 duizend personen van 15
jaar of ouder. Om de zaak maar even te relativeren: die 54.000 is het
totaal aantal personen over de hele periode: per jaar zijn er 7.500
mensen ondervraagd. Dat schijnt volgens het CBS maatgevend te zijn
voor heel Nederland.
Het CBS maakt zelf al enige voorbehouden voor de juistheid van de
resultaten. Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef
en de totale bevolking wordt er een correctie toegepast met een
wegingsfactor. Deze factor is gebaseerd op de kenmerken geslacht,
leeftijd, herkomst, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie,
landsdeel, huishoudgrootte, inkomen en enquêtemaand. Er wordt dus niet
gecorrigeerd op het kenmerk onderwijsniveau en positie in het
huishouden. Daarnaast is het bij enquetes altijd afwachten of de
vragen naar "eer en geweten" worden ingevuld.
Verder zijn de cijfers ook onderhevig aan toevalsfluctuaties. Als het
aantal steekproefpersonen voor een bepaalde indelingscategorie kleiner
is dan 100 worden geen resultaten gepresenteerd vanwege te grote
marges. Je zou ook kunnen zorgen dat je die 100 personen wèl haalt (om
de cijfers betrouwbaarder te maken).
Sociaal en institutioneel vertrouwen
Het CBS zegt het volgende:
Sociaal vertrouwen is geoperationaliseerd middels de vraag: ‘Vindt u
dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt
u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’.
De antwoordcategorieën waren: ‘wel te vertrouwen’ en ‘je kunt niet
voorzichtig genoeg zijn’. Meer smaken waren er niet......
Ook vertelt het CBS ons:
Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op een aantal
maatschappelijke en politieke instituten, instellingen, en
organisaties. De vraag waarmee het institutioneel vertrouwen is
geoperationaliseerd luidde: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen
in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de
volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft?
Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede kamer, ambtenaren,
banken, grote bedrijven en de Europese Unie. Met als antwoord
categorieën: ‘heel veel vertrouwen’, ‘tamelijk veel vertrouwen’, ‘niet
zo veel vertrouwen‘ en ‘helemaal geen vertrouwen’. De categorieën
‘heel veel vertrouwen’ en ‘tamelijk veel vertrouwen’ zijn vervolgens
samengevoegd, net als de categorieën ‘niet zo veel vertrouwen’ en
‘helemaal geen vertrouwen’.
We constateren een aantal opmerkelijke zaken: zo worden specifiek de
kerken genoemd, maar niet de moskeeën, ontbreken (vanaf het begin van
het onderzoek) de artsen en
ziekenhuizen, het onderwijs, politici en vooral de overheid en de regering in het
algemeen, en instellingen als de UWV en het.... CBS. Vooral in het
vertrouwen van de burgers in de statistici vinden wij wel erg
interessant.
Hier de tabel:
"Ruim zes op de tien 15-plussers geven in 2018 aan vertrouwen in de
medemens te hebben, net zoveel als in 2017. Het vertrouwen in de pers,
banken, ambtenaren, politie, Tweede Kamer en de Europese Unie is in de
afgelopen twee jaar licht gestegen, terwijl het vertrouwen in rechters,
leger, grote bedrijven en kerken vrijwel gelijk is gebleven".
Hier signaleren we een ietwat optimistische rapportage. Hoewel de "stijgers"
als zodanig worden genoemd, blijken de "dalers" te worden gemeld als "gelijkblijvers".
We draaien de tabel eens om en kijken dàn naar de uitkomsten boven de
50% (schrik niet!):
70,5% geen vertrouwen in Kerken
64,0% geen vertrouwen in de Pers
58,0% geen vertrouwen in de Tweede Kamer
53,4% geen vertrouwen in Ambtenaren
57,2% geen vertrouwen in Banken
60,3% geen vertrouwen in Grote Bedrijven en
54,8% geen vertrouwen in de EU.
Wat dat laatste getal betreft: toch maar kiezen voor een Nexit?
"Het vertrouwen in de Tweede Kamer (42 procent) en in de Europese Unie
(54 procent) is aanmerkelijk lager, maar is de afgelopen jaren wel
gegroeid." Dit vinden we zorgwekkende percentages, vooral omdat het
vertrouwen in de door onszelf gekozen volksvertegenwoordigers
aanmerkelijk lager is dan de prutsers in Brussel, waar we in principe
geen enkele invloed op hebben. En dat het vertrouwen in de pers in een
jaar tijd zo'n sterke stijging noteert, vinden wij ook een vreemde
zaak.
Ook de stijgende waardering voor de politie komt raar over, na al die
jaren van bezuinigen en afnemende dienstverlening (aangiften worden
vaak niet aangenomen, laat staan verwerkt). Het allervreemdst vinden
we dat, aangezien de besteedbare inkomens van burgers al jarenlang aan
het dalen zijn, hun vertrouwen op veel gebieden (o.a. de Tweede Kamer)
aan het toenemen is.
Tenslotte nog wat losse opmerkingen:
Allereerst moet ons van het hart dat de uitkomsten voor zoveel
verschillende uitleg vatbaar is. Het CBS speelt daarin ook een grote
rol. Neem de headline van het artikel op de website van het CBS zelf:
Wat is nu gemeten? Het vertrouwen in Europa? Of het vertrouwen in de
Europese Unie? En wat wordt bedoeld met Europese Unie? De Europese
Commissie? Een en al onduidelijkheid, dus.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor de pers. De geschreven pers, de radio,
tv of het internet? Zijn nogal verschillen tussen, als je het ons
vraagt. En wat wordt verstaan onder "grote bedrijven"? Alleen de
multinationals?
Het rapport ademt een en al positief uit, ook in de gebruikte tekst,
vooral als percentages niet kloppen, zoals hieronder in het geval van
de Europese Unie:
Ook snappen we niet helemaal het gewicht van de verschillende factoren
bij de berekeningen door het CBS. Het gaat ons te ver om alles tot in
de puntjes na te rekenen (daar hebben we geen zin aan
tijd voor), maar we geven het volgende voorbeeld:
In onderstaand overzicht hebben we een onderverdeling gemaakt naar
migratie-achtergrond. Links ziet u de totaal-tabel, terwijl aan de
rechterkant een onderverdeling is gemaakt naar "nederlands", "westers"
en "niet-westers":
Kijken we naar het vertrouwen in de Tweede Kamer (rood onderstreept),
dan heeft
van de "nederlanders" 41,9% er vertrouwen in,
van de "westerse" burgers 41,2%, en van de
"niet-westerse" burgers heeft 44,1% vertrouwen in de gekozen
volksvertegenwoordigers.
Met andere woorden: dankzij de "niet-westerse" burgers wordt het
percentage van de twee andere categoriën (fors) omhoog geduwd (naar
42,0%).
Maar kijken we naar het vertrouwen in de Medemensen (blauw
onderstreept), dan zien we dat
de "nederlanders" het meest in hen vertrouwen hebben, met 64,4%,
de "westerse" burgers vertrouwen hen al wat minder, met 58,8%, terwijl
de
"niet-westerse" burgers het minst hun medemensen vertrouwen, met
45,6%.
Hier wordt het totaalcijfer van 61,7% niet zódanig beïnvloed door (vooral)
het "niet-westerse" percentage dat die 61,7% nòg verder gedaald is.
Het heeft natuurlijk allemaal met de vraagstelling en de weging van
factoren te maken, met correcties en aanpassingen..... en de
ondervraagden, natuurlijk, en daardoor worden resultaten gewoon
onbetrouwbaar.
Maar voor de komende verkiezingen is het "nieuws" voor het kabinet
toch mooi meegenomen, niet?