Ongeveer 12.000 organisaties met meer dan 50.000 werknemers lobbyen bij de EU-instellingen, blijkt uit het zogenaamde EU-transparantieregister. Meer dan de helft van deze organisaties vertegenwoordigen uitsluitend bedrijfsbelangen en domineren daarom het politieke toneel op EU-niveau. Met het oog op de EU-verkiezingen in mei dit jaar rijst de vraag: deelt de lobbyindustrie bij de EU de lakens uit?
Lobbyen op EU-niveau heeft onvoorstelbare proporties bereikt. In 1993
schatte de Europese Commissie dat zo'n 3.000 organisaties met 10.000
werknemers lobbyen bij de Europese Unie. Ongeveer 25 jaar later zijn
vijf keer zoveel vertegenwoordigers bezig met lobbyen. Het gebruik van
middelen voor lobbyen bereikt ook enorme proporties: er wordt
jaarlijks ongeveer 1,8 miljard euro besteed aan het opdringen van
lobbybelangen.
De informatie over lobbyen op EU-niveau is afkomstig uit het
zogenaamde
EU-transparantieregister. Dat
register werd in 2008 door de Europese Commissie in het leven geroepen
onder druk van vertegenwoordigers van de werknemers en het
maatschappelijk middenveld. Het werpt nu meer licht op de
lobbyactiviteiten van het Europees nepparlement en de Europese
Commissie. Helaas neemt de Raad, als belangrijk wetgevend orgaan, nog
steeds niet deel aan het transparantieregister, maar de besprekingen
over dergelijke hervormingen zijn al jaren aan de gang.
Hoewel de vermelding in het EU-transparantieregister - nu, ruim 10
jaar na invoering, voor lobby-organisaties nog steeds niet verplicht
is, is het mogelijk om duidelijke conclusies te trekken over de
verdeling van de politieke belangen van de geregistreerde organisaties.
Het is opvallend dat bedrijfsorganisaties extreem veel macht hebben
door hun lobbywerk op EU-niveau.
Bijna 7.000 van de ongeveer 12.000 geregistreerde organisaties komen
uit het bedrijfsleven. Ter vergelijking: werknemersvertegenwoordigers
hebben slechts ongeveer 150 gelijkwaardige faciliteiten. Er zijn dus
slechts ongeveer twee werknemersvertegenwoordigingen op de 100
organisaties die lobbyen voor het bedrijfsleven. Nog erger is de
disproportioneel verhouding ten opzichte van consumentenorganisaties:
slechts 0,9 consumentenorganisaties maken deel uit van de 100
vertegenwoordigingen van de economie.
Ondanks het register bestaat echter nog steeds geen volledige
transparantie: tal van bedrijfsorganisaties registreren zich als
niet-gouvernementele organisaties in het transparantieregister van de
EU en verstoren dus het ware aantal vertegenwoordigers van hun
bedrijven.
Zo zijn de Europese Kamer van Koophandel in Hongkong, Vietnam en
Korea, de Europese grondbezittersorganisatie en de European
Association of Business and Commerce te vinden bij de
niet-gouvernementele organisaties. Er is zelfs een zekere mate van
scepsis in de categorie "denktanks en instellingen voor hoger
onderwijs". Deze omvatten organisaties zoals de Kangaroo Group, die
zich officieel ten doel stelt de voltooiing van de interne markt, of
neem "New Financial", die op zijn beurt tot doel heeft het creëren van
grotere en betere kapitaalmarkten.
Ondanks de aangescherpte regelgeving voor EU-lobbyisten zijn er nog
steeds organisaties die zich niet in het register laten opnemen. De
Alliantie voor Lobby Transparantie en Ethische Regels (ALTER-EU) heeft
onderzocht welke advocatenkantoren lobbyen maar nog steeds niet
geregistreerd zijn. De advocatenkantoren White & Case LLP en K & L
Gates lobbyen bij de EU-handelsovereenkomsten, Bird & Bird lobbyen
voor gegevensbescherming en Hogan Lovells voor de chemicaliënrichtlijn
REACH, maar zij hebben zich niet geregistreerd in het
transparantieregister op het moment van ons onderzoek.
Er kan daarom worden aangenomen dat aanzienlijk meer dan 7.000
organisaties uit economisch oogpunt aan het lobbyen zijn. De scheve
verhouding ten opzichte van alle andere (vooral sociaal-politieke)
belangen zou daarmee nog groter moeten zijn.
ALTER-EU heeft samen met andere organisaties zoals bijvoorbeeld het
Corporate Europe Observatory en Friends of the Earth in hun onderzoek
"Corporate Capture" casestudy's gebruikt om de impact van bedrijven en
bedrijfsorganisaties op wetgeving te onderzoeken.
ALTER-EU merkt in zijn werk op dat de manieren waarop bedrijven hun
belangen kunnen doordrukken, zeer divers zijn. Het is zeer efficiënt
om deel te nemen aan expertgroepen, die de Commissie gebruikt voor
specifieke onderwerpen voorafgaand aan nieuwe EU-wettelijke normen.
Een voorbeeld van vele is de groep deskundigen die door de Commissie
wordt gebruikt bij de regulering van voertuigemissies: 78 procent van
de door de ambtenaren van de Commissie geselecteerde consultants komt
uit de automobielsector. Andere vertegenwoordigers, bijvoorbeeld uit
de milieusector of consumentenbescherming, zijn duidelijk in de
minderheid. Voor de automobielindustrie was deze machtsverhouding een
duidelijk voordeel in de expertgroep. Emissiemetingen bij het in de
praktijk rijden konden hierdoor met jaren worden vertraagd, koude
starts (versnelling bij lage temperaturen) werden bij tests
uitgesloten en andere testvoorwaarden werden versoepeld.
De situatie is vergelijkbaar in andere sectoren, bijvoorbeeld bij
vraagstukken over het reguleren van de financiële sector. Volgens
onderzoek van ALTER-EU zijn ongeveer 80% van de relevante
deskundigencommissies van de Commissie vertegenwoordigers van de
financiële sector. Zelfs na de financiële crisis aan het einde van de
jaren 2000 is daar niets aan veranderd.
De lobbyisten zijn nog steeds een groot voorstander van persoonlijke
gesprekken met EU-beleidsmakers. Ook hier is het duidelijk dat de
Europese Commissie zich primair richt op vertegenwoordigers van
concerns en bedrijfsverenigingen. In het kader van de onderhandelingen
over de handelsovereenkomst tussen de EU en Japan heeft de Commissie
bijna uitsluitend vertegenwoordigers van het bedrijfsleven ontmoet -
89% van de vergaderingen vond plaats met vertegenwoordigers van de
bedrijven, en slechts 4% van de vergaderingen was met
vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. De resterende
7% had betrekking op onderzoeksinstituten, overheden en dergelijke.
De
EU Integrity Watch-website,
gerund door
Transparency International,
vermeldt en analyseert alle verbindingen van EU-commissarissen, hun
kabinetsleden en commissiedirecteuren met belanghebbenden. Ook hier
zien we dat sinds de start van de optekeningen in december 2014
hebben de vertegenwoordigers van de Commissie in 75% van de gevallen
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven ontmoet. De meeste
vergaderingen hadden de topmensen van de Europese Commissie met
Business Europe (de Europese versie van de Federation of
Industrialists) met 210 vergaderingen, gevolgd door Google met 208
bijeenkomsten.
Ter vergelijking: alle nationale en Europese vakbonden hebben samen in
totaal 168 keer de gelegenheid gekregen om op dit niveau met leden van
de Commissie (in dezelfde periode) te spreken, bij in totaal ongeveer
22.000 vergaderingen die zijn gehouden door de commissarissen en hun
directeuren en personeel.
De cijfers tonen het meer dan duidelijk aan: er gaat iets grandioos
mis in de EU-hoofdstad Brussel. Op het gebied van lobbyen is er geen
balans tussen de verschillende sociale belangengroepen. De Commissie
richt zich voor het grootste deel op het dienen van de belangen van (grote)
ondernemingen. Ze vergeet volledig dat ze ten dienste (behoren te)
staan aan het algemeen welzijn.
Nog erger is de situatie in het Europees nepparlement en de Raad. Hier
vinden de lobbygesprekken achter gesloten deuren plaats. Informatie
over de data van lobbyisten met EP-leden of vertegenwoordigers van de
raad hoeft nog steeds niet te worden gepubliceerd.
Maar dat zou moeten veranderen, althans in het Europees nepparlement.
Eind januari 2019 stemden de meeste EP-leden vóórr het bekendmaken van
hun lobbydata. Commissievoorzitters en rapporteurs die
verantwoordelijk zijn voor nieuwe wetgevingsbesluiten zullen hun
ontmoetingen met belanghebbenden in de toekomst openbaar moeten maken.
Dit is een belangrijke stap vooruit die sommige parlementsleden tot
het einde toe hebben proberen te voorkomen. Maar we hebben toch het
standpunt: eerst zien, dan geloven.
De Raad heeft tot dusverre een dergelijke
verplichting niet gehad,
sterker: de Raad zelfs neemt niet deel aan het
EU-transparantieregister; al geruime tijd zijn er echter
onderhandelingen daarover aan de gang.
De invloed van de lobbyindustrie op het EU-beleid is daarom bijzonder
groot. Zo worden er bijvoorbeeld lucratieve jobaanbiedingen van
bedrijven voor de tijd nà de politiek in het vooruitzicht gesteld. Wat
is de scheidslijn tussen lobbywerk en omkoperij?
De verhalen over grootschalige corruptie bij de EU zijn talrijk. Het
wordt tijd dat europarlementariërs eens hun eigen agenda zó
organiseren dat de verschillende belangen in evenwicht worden gebracht
en zo hun missie, respect voor het algemeen welzijn, vervuld kan
worden. Ook dat zou een belangrijke stap zijn naar meer
rechtvaardigheid in het wetgevende werk van de EU.
Maar nu zijn we wel heel erg aan het dromen......