De EU-wetgeving over de nieuwe auteursrechten (ofwel: het internet-censuur) moet binnen twee jaar in alle EU-lidstaten worden ingevoerd. Hoewel dat proces verplicht is, is er nog steeds voldoende ruimte om te interpreteren wat de tekst van de auteursrechtrichtlijn precies inhoudt. Dit houdt in dat de strijd tegen de slechtste elementen - vooral het uploadfilter - nu op nationaal niveau kan beginnen.
Nu de afschuwelijke auteursrechtrichtlijn van de Europese Unie is
aangenomen, zou je denken dat er niets meer kan worden gedaan.
Dat is verre van het geval.
Zoals gezegd in onze eerdere atikelen over dit onderwerp is volgens
EU-wetgeving de volgende stap dat het nu moet worden geïmplementeerd -
via nationale wetgeving - in alle EU-lidstaten. Hoewel dat proces
verplicht is, is er nog steeds voldoende ruimte om te interpreteren
wat de tekst van de auteursrechtrichtlijn precies inhoudt.
Dientengevolge kan de strijd tegen de slechtste elementen - het
uploadfilter en het nevenrecht op nieuws - nu op nationaal niveau
beginnen.
Maar nu critici steeds dieper in de materie duiken om de maatregelen
aan te vechten, blijken er toch andere manieren te zijn waarop deze
aspecten van de auteursrechtrichtlijn kunnen worden aangevochten - als
ze eenmaal wet zijn.
Een aantal mensen heeft erop gewezen dat artikel 13 (nu hernummerd als
artikel 17) websites op effectieve wijze verplicht om "algemene
monitoring" uit te voeren. Dat is iets waar het Hof van Justitie van
de Europese Unie (HvJEU), het hoogste rechtsorgaan van de EU, zich al
tegen heeft gekeerd omdat het indruist tegen artikel 15 van de
e-commerce richtlijn van de EU.
Zodra uploadfilters in nationaal recht zijn geïmplementeerd, kunnen ze
worden aangevochten bij de landelijke rechtbanken. Aangezien het hier
een vraag betreft die de hele EU aangaat - zijn uploadfilters een vorm
van algemene monitoring? - zal de rechter vrijwel zeker refereren aan
de verwijzing van het HvJEU. De hoop is dan ook (redelijk groot) dat
de hele aanpak als niet-ontvankelijk wordt beschouwd, zoals al twee
keer eerder is gebeurd in zaken van algemene monitoring.
Overigens bestaat ook de mogelijkheid dat het HvJEU in feite de
praktisch meest uitvoerbare gevolgen van artikel 13, lid 17, illegaal
verklaart. Het zou niet de eerste keer zijn, als dat gebeurt. Het
HvJEU heeft de richtlijn voor het bewaren van gegevens als geheel
geschrapt - zeer tot ongenoegen van de Europese Commissie.
Als dat dus het geval zou zijn, zal dat de tweede keer in korte tijd
zijn dat de EU-commissie, belast met het schrijven van wetgeving,
bewijst dat dat zijzelf volhardend niet in staat
is om wetten te schrijven die in overeenstemming zijn met het
EU-constitutionele handvest, of dat zijzelf ongeschikt genoeg is om
niet in te zien dat een wet die door middel van
duistere middelen moet worden doorgevoerd en in strijd is met het
EU-handvest, zal worden verwijderd door het Europese Hof.
Met duistere middelen doelen we natuurlijk op het feit dat ze
opzettelijk het artikel 15 in artikel 17 heeft veranderd om leden van
het nepparlement in verwarring te brengen met waar ze op stemden. Dat
geniepige omwisselen tijdens de stemming is op zijn zachtst gezegd een
procedurefout en zou de nieuwe wetgeving ongeldig moeten verklaren.
Het EU-nepparlement zou voor dit soort gevallen/misleidingen een
procedure moeten hebben waardoor een wet hoe dan ook geannuleerd kan
worden. Dat geen enkele nepparlementariër hiertegen ten strijde is
getrokken is onvoorstelbaar, nee, verbluffend, en getuigt van een
grote minachting voor de burgers in de EU en de democratie in het
bijzonder.
De gang naar het Europese Hof is een voor de hand liggende weg die
gevolgd kan worden. Maar zoals het Duitse parlementslid van de Piraten
Partij, Julia Reda, heeft eerder gemeld dat er nog een andere route
genomen kan worden, eentje die het onderzoeken waard is en die wij op
zich wel grappig vinden omdat daarbij het door velen verafschuwde en
ons door politici opgedrongen CETA-verdrag om de hoek komt kijken.
Artikel 20.11
(1) van de uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA)
tussen de EU en Canada luidt als volgt:
Onverminderd de overige leden van dit artikel
voorziet elke partij in haar wetgeving in beperkingen of
uitzonderingen met betrekking tot de aansprakelijkheid van
dienstverleners, wanneer zij als tussenpersoon optreden, voor
inbreuken op auteursrechten of naburige rechten die plaatsvinden op of
via communicatienetwerken, in het kader van het verlenen of het
gebruik van hun diensten.
En verder (3):
Aan de in dit artikel bedoelde beperkingen of
uitzonderingen mag niet de voorwaarde worden verbonden dat de
dienstverlener toezicht houdt op zijn dienst of actief zoekt naar
feiten die wijzen op inbreuk makende activiteiten.
Het is dus de vraag of dat de soort bewakingsactiviteit uitsluit die
de EU-auteursrechtrichtlijn vereist. Het is duidelijk dat de complexe
interactie tussen CETA en de nieuwe richtlijn iets is dat moet worden
overwogen in een geschikte juridische forum, wat dat ook mag zijn.
Maar op zijn minst is het een intrigerende mogelijkheid dat CETA
artikel 13/17 zou kunnen vernietigen.
In het verleden heeft de auteursrechtensector afspraken in bestaande
handelsovereenkomsten gebruikt om voorstellen te blokkeren die de
broodnodige rechten en uitzonderingen voor het publiek moesten regelen.
Het zou een humoristische rechtvaardigheid zijn als juist deze
verguisde handelsovereenkomst een belangrijk deel van een nieuwe wet
blokkeert die de uitgeverslobby zo wanhopig zocht.
Tenslotte: het handelsverdrag met Canada wordt vaak beschouwd als een
blauwdruk voor het vrijhandelsverdrag tussen de EU en de Verenigde
Staten (TTIP). Deze week hebben onze "volksvertegenwoordigers" in de
EU besloten dat er opnieuw (door-)onderhandeld wordt over
TTIP 2.0,
ondanks het feit dat onze minister Kaag in januari nog zei dat
herstart van
onderhandelingen over TTIP niet
waarschijnlijk was.
Fake news, dus.
Hoe dan ook: de Amerikaanse chloorkippen en met glyfosaat besmet
voedsel worden u - wat er ook gebeurt - door de strot geduwd.