De leiders van de Europese Unie belijden de democratie alleen in naam. In de praktijk overstijgen ze het voortdurend en schenden ze fundamentele democratische normen op grote schaal. De antidemocratische praktijken in de Raad van de EU, ook wel de Raad van Ministers genoemd, zijn een echt schandaal. Iedereen die de wetgeving in de EU volgt en met name de manier waarop de monetaire unie wordt gecontroleerd, moet tot de conclusie komen dat deze landenbond zijn langste tijd heeft gehad.
Al bijna vijf jaar is Margrethe Vestager EU-commissaris voor
concurrentie en officieel verantwoordelijk voor het omgaan met kartels
en monopolisten van over de hele wereld.
De Deense politica doet echt
goed werk. Sinds haar aantreden heeft ze meer dan 15 miljard euro aan
antitrustboetes opgelegd, bijna twee keer zo veel als haar voorganger,
waardoor de Europese consument een dienst wordt bewezen die des te
waardevoller is omdat hij de prijzen heeft gedrukt.
Vestager heeft alleen vorig jaar al aan Google voor 4,4 miljard euro
aan boetes opgelegd. Ze heeft ook actie ondernomen tegen de regeringen
in Ierland en Nederland; zoals bekend EU-landen die
belastingontwijking voor wereldwijde bedrijven faciliteren. Als gevolg
hiervan heeft het Ierse ministerie van Financiën 13 miljard euro aan
belastingen bij Apple geïncasseerd.
Evenmin schuwt de omstreden Deense de aanpak van de regeringen van de
grote lidstaten, Frankrijk en Duitsland. Tegen de wil van president
Macron en bondskanselier Merkel heeft ze de geplande fusie van de
spoorwegdivisies van Alsthom en Siemens verboden. Terecht. Zo niet,
dan zouden consumenten en belastingbetalers geconfronteerd zijn met
tariefverhogingen om de aanschaf van nieuwe treinen en
signaleringstechnologie te dekken.
Vestager heeft dus precies dàt wat de meeste politici ontberen: ze vecht
voor het algemeen welzijn, ongeacht individuele nationale belangen. Ja,
dat is nog eens wat anders dan een Weber of een Timmermans: het maakt
haar in feite een ideale kandidaat voor de toppositie in de Europese
Commissie. Als EU-burgers ooit op een democratische wijze voor die
functie een kandidaat mochten kiezen, zou ze zeker een goede kans maken
om Jean-Claude Juncker als bewaker van de wijnkelder
Commissievoorzitter op te volgen.
Maar de bevolking van de EU heeft die keuze niet. We hebben vorige maand
een stem kunnen uitbrengen voor een nieuw EU-nepparlement. Politici
hadden de burgers van de EU opgeroepen de voorzitter van de EU te kiezen
(er waren immers Spitzenkandidaten), maar dat
betekent niet dat wij, de kiezers van de Unie, ècht kunnen beslissen wie
de Europese Commissie zal leiden. Terwijl Frans Timmermans tijdens zijn
verkiezingstournee burgers van de EU had opgeroepen om vooral toch op
hèm te stemmen! Er werd zelfs een heus kandidaten-debat gehouden! Alles
om u voor de gek te houden.....
Voor de EU-burgers, die in grotere aantallen dan ooit tevoren aan de
verkiezingen hebben deelgenomen, zal dit alles moeilijk te begrijpen
zijn. Het Europees nepparlement had - zoals gezegd - immers beloofd dat
de burgers zèlf de volgende president van de Europese Commissie zouden
kunnen kiezen - en de koers zouden bepalen. In plaats daarvan zullen de
achterkamers van Brussel voorlopig blijven regeren.
Eerst en vooral zijn het dus de regeringsleiders van de EU-lidstaten die dat
onderling bekokstoven - dit keer gebeurt het door een zestal van hen, de
"coördinatoren". Dat is tien dagen geleden bekokstoofd. Het nepparlement kan het dan alleen goedkeuren of
afwijzen. De Deense premier Rasmussen heeft echter al gezegd dat hij
mevrouw Vestager niet zal toestaan door te gaan met haar vorige baan,
laat staan president van de Europese Commissie te worden. Eén van de
beste politici in Europa verliest dus waarschijnlijk haar baan. En zelfs
als ze op de een of andere manier de topbaan veiligstelt - misschien
omdat Merkel en Macron haar als compromiskandidaat accepteren - is dat
niet omdat wij - het electoraat - het zo hebben gewild, maar omdat ze
past in de machtsspelletjes van de heersende elite van de corpocratie
die EU heet.
Dit voorbeeld laat alvast zien dat de leiders van de Europese Unie de
democratie alleen in naam belijden. In de praktijk overstijgen ze het
voortdurend en schenden ze fundamentele democratische normen en rechten
op grote schaal. Sommige mensen denken misschien dat wat we hier zeggen
een beetje overdreven is - was het maar waar. Maar iedereen die de
wetgeving in de EU volgt, en met name de manier waarop de monetaire unie
wordt gecontroleerd, moet tot dezelfde conclusie komen.
Het EU-bestuur is relatief klein, met 28 commissarissen. De procedures
in de Europese Commissie zijn grotendeels transparant. Bijna alle
vergaderingen van vooraanstaande functionarissen en commissarissen met
lobbyisten van welke aard dan ook (behoren te) worden opgenomen in een
openbaar register. De meeste interne documenten zijn ook toegankelijk -
eventueel op aanvraag. De wetgevingsvoorstellen van ambtenaren zijn
veelal afkomstig van lobbyisten van de industrie, maar dat weerspiegelt
alleen wat ook gebruikelijk is op nationaal niveau. Helaas.....
Nee, het echte, grote schandaal zijn de antidemocratische praktijken in
de Raad van de EU, ook wel de Raad van Ministers genoemd. Dit zijn niet
alleen de gespreksronden met regeringsleiders of ministers zoals we op
televisie kunnen zien.
Het daadwerkelijke werk vindt plaats in ongeveer 150 werkgroepen en in
de Raad van permanente vertegenwoordigers. Dit is waar ambtenaren van
nationale ministeries van de 28 lidstaten samenkomen om de
wetgevingsvoorstellen te bespreken die hun door de Europese Commissie
worden voorgelegd. Deze onderhandelingen vinden volledig buiten het
zicht plaats. Er zijn geen openbaar toegankelijke notulen en de pers
heeft niet het recht om te weten welke regering daadwerkelijk welke
positie vertegenwoordigt in de vergaderingen. Voor de burgers is
Europa's krachtigste wetgever de facto een zwarte doos.
Dit is gevaarlijk en maakt wetgeving zeer kwetsbaar voor de invloed van
goed georganiseerde economische belangen. Het maakt ook schimmige deals
mogelijk waarin individuele regeringen hun nationale belangen verdedigen
bóven het algemeen welzijn van de (burgers in de) Europese Unie.
We konden het zien bij het jarenlange touwtrekken over de wet tegen het
witwassen van geld. Wolfgang Schäuble, toen nog de Duitse minister van
Financiën, hield vol dat "Europa" een "leidende rol" moest nemen om te
voorkómen dat criminelen en zwartgeldbezitters hun illegaal verworven
vermogen zouden witwassen door middel van "shell-companies", "lege"
bedrijven.
Tijdens de onderhandelingen in de desbetreffende werkgroep van de Raad
was het echter de vertegenwoordiger van Duitsland die tégen het centrale
hervormingsvoorstel was: een verplichting voor heel Europa om de
zogeheten economische begunstigden van elk bedrijf in een openbaar
register op te nemen. Als dit in de hele EU daadwerkelijk zou worden
geïmplementeerd, zou het het einde zijn van postbusbedrijven en zou de
politie criminelen en belastingontduikers en hun geld op het spoor
kunnen komen.
Maar de handel in "dirty money" is zó lucratief voor het Duitse
bankwezen en de vastgoedsector dat het federale ministerie van Financiën
van dat land zich liever bij hen aansluit en vervolgens afstand neemt
van hun eigen belastingonderzoekers en rechercheurs. Terwijl Spanje,
Frankrijk, Italië en zelfs het Verenigd Koninkrijk voorstander waren,
was het de federale regering van Duitsland dat jarenlang de kant had
gekozen van belastingontwijkers uit Nederland, Luxemburg en Oostenrijk.
De rol van de Duitsers kwam pas in de openbaarheid omdat een
functionaris de notulen van de geheime raadsvergadering notulen aan een
parlementariër had gegeven, die ze vervolgens doorspeelde aan de pers.
Uiteindelijk werd het verplichte register wet, maar het werd met een
volle vijf jaar vertraagd vanwege de blokkerende minderheid in de Raad,
geleid door de Duitsers. Als klap op de vuurpijl werd de implementatie
van de richtlijn in Duits recht ontworpen - inclusief absurde mazen in
de wet, wat het register waardeloos maakt.
Deze zaak staat niet op zichzelf. Het Corporate Europe Observatory
Initiative, één van de beste NGO's in Brussel, heeft dit in februari van
dit jaar uitvoerig gedocumenteerd in een schokkend rapport waarin de
Brusselse vertegenwoordigingen van de nationale overheden de geheime belangen van individuele sectoren en bedrijven
bewaken, hetzij door verwatering van voorgestelde wetgeving of
eenvoudigweg het tegenhouden ervan door middel van een blokkerende
minderheid.
Een opmerkelijk slachtoffer van deze strategie is de belasting op
financiële transacties, een voorgestelde omzetbelasting op alle
transacties in effecten. Het doel van de wetgeving is duidelijk:
ondermeer zou de financiële sector verplicht zijn om eindelijk een deel
van de kosten te dragen die het met de crash van 2008 veroorzaakte. Maar
ook belastingen van een half tot een procent van de triljoen euro omzet
op aandelen- en derivatenbeurzen zou zand strooien in de motor van
buitensporige speculatie aangaande rentetarieven en valutaderivaten.
Na de crash van Lehman Brothers was iedereen het hierover eens, behalve
de Britten. De Europese Commissie heeft zelfs een goed doordacht
wetsvoorstel over dit onderwerp gepresenteerd. Maar toen, door zich te
richten op regeringen in Frankrijk en verschillende kleine landen, kon
de financiële sector het hele project op de lange baan (laten) schuiven
en steeds meer beperkingen eisen. Nu, tien jaar na de grote
hervormingsbeloften van 2009, is dit project, dat belangrijk is omdat
het eerlijk is, op sterven na dood.
Minstens zo belangrijk is de richtlijn betreffende e-privacy die door de
Europese Commissie wordt voorgesteld. Dit moet ervoor zorgen dat
gegevens- en mediagroepen niet langer registreren wat gebruikers zoeken,
lezen of kopen op internet, zònder hun toestemming. De
gegevensverzameling van de groep vormt de basis voor het
miljardenbedrijf van Google, Facebook & co, met advertenties die zijn
toegesneden op individuele consumenten.
Een verbod op gegevensregistratie is nodig, alleen al omdat deze
gerichte reclame ook op grote schaal wordt gebruikt om kiezers te
beïnvloeden en te manipuleren. Dit werd onthuld door rapporten over het
schandaal rond het gebruik van Facebook-gegevens door Cambridge
Analytica. Het Brexit-referendum is misschien heel anders uitgevallen,
ware het niet dat de tussenkomst van dit nu ter ziele gegane bedrijf
gedeeltelijk in handen was van de Amerikaanse miljardair en rechts-extremist
Robert Mercer. De onderhandelingen over de e-Privacy-richtlijn zijn nu
al twee jaar gaande, en het is de vraag of de uitkomst wel in het
voordeel van de consument zal uitvallen. En opnieuw is het de Duitse
federale regering die, onder druk van de digitale industrie, weerstand
biedt aan de invoering van een regel dat burgers om toestemming moeten
worden gevraagd. Onderzoek in het tijdschrift Netzpolitik heeft
aangetoond dat de verantwoordelijke ministers van Economische Zaken en
staatssecretarissen maar liefst 32 keer een ontmoeting hadden met
vertegenwoordigers van Google, Facebook, de Axel-Springer-uitgeverij en
geassocieerde organisaties, om een gezamenlijk doel tegen e-Privacy te
bereiken.
De lijst met zelfingenomen interventies in Europese
wetgevingsvoorstellen kan tot in lengte der dagen worden aangevuld. De
Britse overheid hielp de financiële sector voorkómen dat hedgefondsen en
private equity-fondsen strakker gereguleerd zouden worden. De
Nederlandse overheid heeft de voedingsindustrie geholpen de visquota te
verhogen, maar zij heeft verzuimd door sluw handelen de pulsvisserij
intact te laten. Voor ons land (en het milieu) een gemiste kans. We
kunnen nog wel een poosje doorgaan met de lijst.
Voor dergelijke interventies hebben bedrijven en hun partners een unieke
lobbymacht in Brussel. De financiële sector heeft alleen al ongeveer
1.700 lobbyisten in dienst. Dat is vier voor elke EU-ambtenaar die op de
een of andere manier betrokken is bij deze kwesties. Dit kost de
financiële sector ongeveer 120 miljoen euro per jaar, ongeveer 30 keer
meer dan vakbonden, en consumenten- en milieuorganisaties samen hebben
om in Brussel over deze kwestie te lobbyen.
De logica achter deze dure uitgaven voor de financiële sector is vrij
eenvoudig: een effectieve risicobeperking in de financiële sector zou al
snel honderden miljoenen euro aan inkomsten per jaar kunnen kosten.
Daarom is het altijd de moeite waard om miljoenen te besteden aan
advocaten, consultants en agentschappen om zand in het Brusselse
raderwerk te gooien. Het uitstellen van hervormingen, ook al is het maar
tijdelijk, is vooe hen absoluut de moeite waard.
Een praktijkvoorbeeld. Eén van de belangrijkste trucs is het organiseren
van een blokkerende minderheid in de Raad van Ministers. Het enige dat
men hoeft te doen is één van de grote namen binnenhalen, bijvoorbeeld
Frankrijk, Duitsland, Italië of Polen, samen met enkele kleinere landen.
Regeringen van de armere EU-landen zijn bijzonder kwetsbaar. Het is
misschien voldoende om een paar investeringen in het vooruitzicht te
stellen om een vertegenwoordiger van de Raad te overtuigen.
Privédonaties hebben óók een sterke overtuigingskracht.
Natuurlijk valt er nooit een directe verbinding te bewijzen. Er staat
niets op papier. Maar het stemgedrag in de Raad maakt soms heel vreemde
sprongen. Wat deze processen gemeen hebben, is dat ze volledig
ondoorzichtig zijn voor burgers. Een democratisch, EU-breed discours
vindt vaak helemaal niet plaats. Dit is niet verenigbaar met de regels
van de democratie.
Niemand minder dan Emily O'Reilly, de ombudsman van de EU, is het ermee
eens: "De manier waarop de EU-Raad werkt ondermijnt het recht van
burgers om hun regeringen verantwoordelijk te houden", zei ze vorig jaar
in een van haar zorgvuldig onderzochte rapporten. Dit komt tot
uitdrukking in de "onevenredige geheimhouding" van de procedures in de
Raden van Ministers en in hun ongeveer 150 werkgroepen. Dit maakt het "praktisch
onmogelijk voor burgers om de discussie van nationale vertegenwoordigers
over wetgeving te volgen", zei ze. Het is dus quasi-officieel dat het
machtigste wetgevende orgaan van de Europese Unie een centraal beginsel
van democratie schendt: de verplichting om open en transparante
wetgeving te voeren.
Hierachter schuilt de terughoudendheid van nationale
regeringsfunctionarissen om hun respectieve manoeuvres en posities in
instanties van de Raad openbaar te maken aan de burgers. Dit is een zeer
welkom voordeel voor degenen die aan de macht zijn: ze kunnen altijd
zeggen "Het is de schuld van Brussel" of "Het moet van Brussel" in geval
van controversiële projecten, zelfs als zij zelf en hun eigen
functionarissen erbij betrokken zijn geweest.
Maar dat is precies wat het vertrouwen van de burgers ondermijnt.
O'Reilly vatte het duidelijk samen: "Dit fenomeen voedt twijfels over de
democratische legitimiteit van de Unie en bevordert anti-Europese wrok,"
waarschuwde ze. Eigenlijk zouden voor de Europese verkiezingen van
vorige maand door de Raad daarom al zijn onderhandelingsdocumenten
publiek toegankelijk moeten hebben gemaakt, waardoor zij de argumenten
van rechts-populisten en EU-critici zouden kunnen weerleggen en "de
vervreemding van haar burgers te verminderen".
Maar het zal politici in en rond de Europese Raad niets schelen. Een
verzoek dit te doen werd simpelweg genegeerd.
Wat er in Raadsbijeenkomsten gebeurt, volgt minimaal (maar meer ook niet)
de basisregels van het EU-Verdrag. De Rekenkamer controleert wat wetten
doen (maar om de conclusies wordt alleen maar gelachen). Burgers en
bedrijven kunnen juridische stappen ondernemen bij het Europese Hof van
Justitie in Luxemburg. En het EU-nepparlement heeft ten minste een (adviserende)
stem in nieuwe wetten, samen met de Raad en na debat. Journalisten en
geïnteresseerde burgers kunnen dus de wetgeving volgen, althans
indirect.
Maar voor één centraal, misschien wel het
belangrijkste,EU-beleidsterrein geldt niets van dit proces: de monetaire
unie en de regulering van de eurozone. De zogenaamde Eurogroep, de
ministers van Financiën van de landen van de eurozone, is het orgaan dat
de beslissingen op deze beleidsterreinen neemt. De Eurogroep is een puur
informele instantie zonder enige juridische basis. Er zijn geen
procedureregels en geen notulen van vergaderingen. De staatsschuldcrisis
in de zuidelijke eurolanden en Ierland enkele jaren geleden maakte er
een antidemocratisch monster van.
Dit kan worden toegeschreven aan de miskraam genaamd de euro. Euro-lidstaten
delen één valuta, maar beheren hun nationale begrotingen afzonderlijk.
Dit is wat artikel 125.1 van het EU-Verdrag, ook bekend als de "niet-bijstandsclausule",
betekent. "De Unie is niet aansprakelijk voor de verplichtingen van
centrale regeringen", staat er in en hetzelfde geldt voor de lidstaten
zelf. De oprichters van de euro, vooral de Duitse bondskanselier Helmut
Kohl, wilden critici geruststellen door precies het tegenovergestelde te
voorspellen.
Daarom is er nog steeds geen gemeenschappelijke begroting en bijgevolg
ook geen gemeenschappelijk, democratisch verantwoord bestuur van de
eurozone. Maar omdat de landen van de eurozone individueel op de
kapitaalmarkten opereren, kunnen banken en fondsen speculeren, gericht
op de meer met schulden overladen eurolanden door de rente voor de
vernieuwing van hun staatsobligaties zó hoog te stellen dat de
waarschuwing voor een faillissement van de staat een "self-fulfilling
prophecy" wordt.
Dit is precies wat er gebeurde in het voorjaar van 2010, in Griekenland
en kort daarna in Ierland, Portugal en Spanje. Een default van een van
deze landen zou ertoe hebben geleid dat de Europese banken zouden
instorten, slechts twee jaar na de crash van Lehman Brothers.
De banken hadden in deze landen voor enkele honderden miljarden
geïnvesteerd. In een mengeling van paniek en dilettantisme ontwikkelden
de heersers van de eurozone, geleid door de Duitse bondskanselier Angela
Merkel, daarom een avontuurlijk concept: ze besloten nogmaals om de
banken te redden, maar burgers mochten het niet opmerken.
Daartoe richtten zij een nieuwe
staatsbank op, die zij later het
"European Stabilization Mechanism"
noemden, kortweg ESM. Hiermee
garandeerden ze de betrokken lidstaten
400 miljard euro aan noodleningen om hun
schuldeisers te betalen. Zonder verder
uitstel verklaarden Merkel en haar
collega's de redding van de schuldeisers
als "solidariteit" en "redding". En
hoewel alle regeringen en investeerders
van alle landen van de eurozone
gezamenlijk verantwoordelijk waren voor
de ellende, plaatsten de "crediteurenregeringen"
de volledige schuldenlast alleen bij de
door de crisis getroffen staten. Dit was
een strategische fout en de ergste
aanval op het Europese project sinds de
oprichting van de EEG (zie de Arte-documentaire
hieronder, "The Trail of the Troika").
Zonder enig openbaar discours en zonder zelfs maar aan het Europees
nepparlement haar mening te vragen, kreeg dit gezellige Euroland op deze manier een
nieuwe soort regering: de "Eurogroep". Dit orgaan leeft in de schaduw
van de democratie, in een legaal
niemandsland, zoals Transparency International eerder heeft geconstateerd. Noch
de staatsbank "ESM", noch de ministers van Financiën van de eurozone en
hun Trojka van de Europese Centrale Bank, het Internationaal Monetair
Fonds en de ambtenaren van de Europese Commissie, zijn verantwoording
schuldig aan welk parlement dan ook. Er zijn geen openbare notulen van hun
vergaderingen en zelfs vreselijke fouten, zoals de wrede inkrimping van
de Griekse nationale gezondheidsdienst, hebben geen gevolgen voor de
verantwoordelijken. Zij hebben volledige immuniteit, net zoals de meeste
gezagsdragers binnen de Europese Unie. Alle lusten, geen lasten.
Zelfs als het ging om schimmige deals die aan alle kanten stonken naar
corruptie, kon geen officier van justitie een onderzoek instellen. De
betrokken ambtenaren genieten diplomatieke onschendbaarheid. Het is waar
dat alle nationale parlementen de respectieve kredietprogramma's moesten
goedkeuren, maar alles wat ze konden zeggen was "ja" of "nee". Ze konden
het beleid dat door de programma's werd opgelegd niet veranderen.
Het heeft veel weg van een regime van "post-democratisch uitvoerend
federalisme". Ministers en EU-ambtenaren nemen beslissingen over het
leven van miljoenen mensen zonder zelfs maar een meerderheid van de
betrokken kiezers voor zich te hoeven winnen. En door het recht van de
sterkste, maakten de schuldeisers, geleid door de Duitse federale
regering en de toenmalige minister van Financiën, Wolfgang Schäuble, het
in de hand houden van de staatsbegrotingen alleen al als het hoogste
motto.
De Eurogroep en zijn "Trojkanen" voelen zich niet verantwoordelijk voor
het bestrijden van werkloosheid of armoede. Sindsdien heeft het regime
van de eurozone het tegenovergestelde van de oorspronkelijke intentie
teweeggebracht: in plaats van de "volkeren van Europa" te verenigen in
een "steeds hechtere unie", zoals beloofd door het EU-Verdrag, heeft het
hen tegen elkaar opgestookt. In de landen die door een crisis zijn
getroffen, zien mensen zichzelf gevangen in een vicieuze cirkel van
soberheid en recessie, opgelegd van buitenaf. Aan de andere kant
protesteren burgers in de crediteurenlanden tegen het gebruik van
belastinggeld voor staten wier economische ellende zij als hun eigen
schuld beschouwen.
En er bestaat dan ook nog geen geloofwaardig orgaan dat klaar staat om
het voor de hand liggende te verklaren: dat de lidstaten van de muntunie
samen deze ellende hebben veroorzaakt en alleen samen kunnen overwinnen.
In plaats daarvan voeren de door de Eurogroep gemachtigde ministers en
ambtenaren het recht van de sterkste uit in een schemerzone zonder
democratie; dat wil zeggen crediteuren tegenover debiteuren en landen
met een overschot versus landen met een tekort.
Dit gaat hand in hand met het opleggen van een onhoudbaar economisch
concept voor de hele monetaire unie: alle lidstaten zouden het Duitse
model moeten volgen - lonen verminderen, de export verhogen en
overheidsuitgaven verminderen. In de crisisjaren van Duitsland werkte
dit echter alleen omdat de andere landen van de eurozone het Duitse
model niet volgden, maar in plaats daarvan, ondersteund door leningen
uit Duitsland, de Duitse economie voedden met hun invoer. Toegepast op
de Unie als geheel leidde dit echter tot een race naar de bodem en
dwingt het zwakkere landen naar stagnatie vanwege gebrek aan vraag.
Dit alles maakt Italië in het bijzonder een politieke tijdbom voor de
euro. Tien jaar lang, slechts onderbroken door de twee jaar na het
bankroet, hebben de regeringen in Italië strikt de tekortregel gevolgd,
waarbij het jaarlijkse begrotingstekort op minder dan drie procent van
het bbp is gebleven. Als gevolg hiervan is er een enorm tekort aan
middelen geweest voor dringend noodzakelijke investeringen in
infrastructuur, onderwijs, wetenschap en technologie, zonder welke het
land steeds verder achterop raakte.
De EU wilde (en kon) geen effectieve hulp bieden bij gebrek aan
voldoende budget. Geen wonder dat burgers in opstand kwamen tegen een
dictaat uit Berlijn en de onvoorspelbare rebellen van de
Vijfsterrenbeweging en de rechtsradicale Lega-partij kozen in een nieuwe
regering.
We zullen dit fenomeen nog heel groot zien worden in de EU: de diepe
teleurstelling dat de EU in haar huidige staat niet over het vermogen
beschikt om op te treden tegen groeiende sociale ongelijkheid binnen en
tussen de lidstaten... dat is de onderliggende oorzaak van politieke
achteruitgang.
Zelfs de Franse president Macron heeft het anti-democratische karakter
van het huidige Euro-regime benadrukt, maar helaas zoekt hij zijn heil
in een "nieuw Europa", een Frans Europa uiteraard. Dat is tegen het zere
been van de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Die is óók voorstander
van één Europa ("ein Volk, ein Reich, ein Führer), maar dan wel een
Duits Europa, zoals de oprichters van de voorgangers van de EU voor ogen
stond. Erger nog, Merkel en haar aanhangers dringen er zelfs bij aann
dat het crisisbeheer van de eurozone de verantwoordelijkheid moet
blijven van de ongekozen technocraten van het eurokredietfonds, het ESM
(European Stability Mechanism), die geen verantwoording verschuldigd
zijn aan welk parlement dan ook.
Er zal niets veranderen aan de grondwet van de euro.
Maar we hebben we toch een Europees nepparlement? Zou het niet de meest
nobele taak zijn van gekozen parlementsleden om de fundamentele
democratische rechten van hun kiezers te verdedigen? Zouden ze
regeringen niet eenvoudig kunnen dwingen om in de Europese Unie te
blijven door regels die thuis volledig vanzelfsprekend zijn?
Ja, in theorie kunnen ze dat. Ze hebben de formele macht om dat te doen.
Ze zouden immers het budget kunnen blokkeren. Maar dat willen ze
helemaal niet, althans niet de meerderheid. En dat onthult de hele
trieste waarheid over dit nepparlement. Het is niet echt Europees. Het
is eerder een vergadering van afgevaardigden van nationale partijen, die
alleen door nationale kiezers worden gekozen. Als zodanig fungeert "de
meerderheid" in de Europese Unie uiteindelijk alleen als een verlengde
arm van de regerende partijen in hun thuisland. En dit gebeurt gewoon,
zelfs nadat de verkozen leden van het Europees nepparlement gek worden
gemaakt door de arrogantie van de macht van Merkel en haar collega's,
zoals blijkt uit de eurocrisis.
Een parlement dat zichzelf ziet als de vertegenwoordiger van alle EU-burgers
zou dit nóóit hebben toegestaan. Het zou hebben voorkómen dat mensen
zouden sterven in Griekenland vanwege het tekort aan medicijnen en
artsen. Want dit is precies wat er gebeurde toen de trojka van de
geldschieters van de Eurogroep eiste dat Griekenland zijn openbare
gezondheidsstelsel met de helft zou inkrimpen. Een ècht EU-parlement zou
niet toestaan dat in Spanje mensen die een referendum hebben
georganiseerd, voor vele jaren achter de tralies belanden, of dat
vredelievende burgers, niet alleen in Cataonië maar ook bijvoorbeeld in
Frankrijk, door de plaatselijke politie tot gort wordt geslagen,
vreselijk worden verminkt of zelfs gedood.
Maar van "onze" volksvertegenwoordigers in het Europees nepparlement
daarover geen woord. Ze vinden het leuk dat ze (denken dat ze)
zeggenschap hebben over de definitieve wetgeving, maar doen dat ook
liever voor de camera. Want wanneer ze onderhandelen met de Raad gebeurt
dit in een zogenaamde triloog (waarbij ook de Europese Commissie
betrokken is) en mag geen enkele journalist of gewone burger luisteren.
Burgers moeten vooral het idee krijgen dat zij invloed hebben. Maar het
tegendeel is het geval. Neem het onderwerp "zomertijd". Korte tijd vóór
de EU-verkiezingen kwam EC-baas Juncker met de aankondiging namens de
Europese Commissie dat de burgers zich dienen uit te spreken over de
zomer- en wintertijd. Maar nu de verkiezingen voorbij zijn is het
oorverdovend stil over dit onderwerp. Hierover moet nog een intensief
debat worden gevoerd in de EU-lidstaten, zei onze eigen minister Cora
van Nieuwenhuizen. “Aansluitend zien we waar we op uitkomen.”
Van onze kant alvast een Spoiler Alert: nergens.
Als we dit allemaal bij elkaar brengen dan komen we tot een alarmerende
conclusie: geen enkel land dat op dezelfde manier is gestructureerd als
de EU en de eurozone zou ooit zèlf lid van de Europese Unie kunnen
worden. "En wat dan nog?", zou je je af kunnen vragen. De Europese UNie
is geen federale staat, maar slechts een confederatie van staten die
zichzelf gemeenschappelijke instellingen hebben geschonken. En de
burgers willen het óók niet anders.
Men wint geen verkiezingen met een vraag naar een Verenigde Staten van
Europa. Daarom moeten overheden op de een of andere manier kijken naar
een gemeenschappelijk belang. En dat was geen groot probleem voor de
Europese Gemeenschap in de eerste drie decennia. Nationale economieën
waren overwegend op nationale basis georganiseerd. Regeringen zouden elk
voor zich kunnen regeren, zoals zij en hun kiezers wilden. Verder
moesten ze onderhandelen over gemeenschappelijke aangelegenheden en
problemen.
Dit concept heeft echter niets meer te maken met het Europa van vandaag.
De radicale markthervormingen in de jaren negentig hebben dit
fundamenteel veranderd: de Europese interne markt vanaf 1993 en de
monetaire unie en de euro vanaf 1999. Als gevolg daarvan zijn de
Europese economieën nu uiterst nauw verweven. Niet alleen grote
bedrijven, maar bijna àlle bedrijven zijn op de een of andere manier
geïntegreerd in Europese toeleveringsketens en verkooporganisaties.
"Made in Germany" of "Made in Italy" klinkt mooi, is zeer geschikt voor
marketingdoeleinden, maar heeft niets te maken met het echte leven.
Dit op één hoop gooien van het economische leven heeft radicale
politieke gevolgen gehad. Alle wetten en regels die van toepassing zijn
op de productie van en de handel in goederen en diensten moeten in de
hele EU gelden en moeten daarom in de gehele EU worden aangenomen. Of
het nu gaat om de registratie van auto's, het verpakken van voedsel of
het distribueren van effecten; of het nu babyluiers, pesticiden of de
werkomstandigheden van vrachtwagenchauffeurs betreft. Niets daarvan kan
langer door nationale staten worden geregeld. Met andere woorden, de
overgrote meerderheid van de wetgeving, die cruciaal is voor het
dagelijks leven van consumenten en werknemers, vindt niet plaats in de
nationale parlementen, maar op EU-niveau. Bij de niet-democratisch
gekozen machthebbers.
Dit is allemaal al lang bekend - en gewild. Maar nu de neo-nationalisten
in de lift zitten, moet dit steeds opnieuw worden uitgelegd. In dit
grotendeels geïntegreerde Europa zijn we afhankelijk van elkaar, of we
het leuk vinden of niet. Terugkeren naar de natiestaat is geen
realistische optie, zeggen velen, maar ons inziens is de enige uitweg (voor
op dit continent de pleuris uitbreekt) het ontrafelen van dit Vierde
Rijk. Technisch gezien is het mogelijk, maar er is een prijs die betaald
moet worden voor de korte-termijn problemen, problemen die er anders óók
zouden komen, maar dan wellicht in een veel grotere omvang.
Waarom houden onze regeringen (politici) dan zó vast aan het huidige
systeem? Waarom gaan ze gewoon door, ook al is het duidelijk
ondemocratisch en volledig ineffectief?
Eén antwoord kan zijn: nationale politici willen hun macht niet opgeven
en blijven liever alles onderling regelen, maar dan wel via Brussel
zodat zij zelf nergens verantwoordelijk voor zijn. Dit speelt constant
in de kaart van de EU-critici, door politici veelal extremisten of
rechtse populisten genoemd, omdat die de vinger op de zere plek leggen,
namelijk dat het respectieve nationale belang zogenaamd wordt
nagestreefd ten koste van de burgers.
De bekrompen vasthoudendheid van machtsbeluste nationale politici en
ambtenaren aan een verouderd patroon levert de anti-EU-mensen alleen
maar het sterkste argument op: in déze Europese Unie hebben wij burgers
niets te vertellen..... en niets te zoeken.